Aan mijn Moeder (gedeelten)

Lieve Moeder,

De laatste dag dat je in ons midden bent, heb ik de behoefte nog eens te zeggen wat je voor mij betekend hebt. Ieder van ons heeft 't op zijn of haar eigen manier beleefd, maar ik vertel nu mijn eigen beleving. Het is als een sprookje, het gaat over goed en kwaad, maar het loopt heel goed af.

Onze relatie was niet vanzelfsprekend zoals men verwacht - de zorgzame moeder en het afhankelijke kind. Ik voelde me vaak verantwoordelijk voor jou, voor je tekortkomingen en emoties. Ik wilde dat je gelukkig was en probeerde dat op mijn manier voor elkaar te krijgen. Een onmogelijke opgave voor een kind. We hadden elkaar keihard nodig. Onze relatie bestond uit aantrekken en afstoten.

Ik geloof dat alles zin heeft, ook de dood. Vaders dood maakte dat wij, jij en ik, samen verder moesten. Wij hadden nog het een en ander uit te knokken, af te ronden met elkaar. Ik leerde nu met eigen ogen kijken en zag wie jij werkelijk was. Je had wel degelijk aandacht voor mij, als ik jou maar die ruimte gaf. Echter, die ruimte werd beperkt door de tijd. Jij begon dement te worden, al duurde het even voor dat tot mij doordrong. Woest was ik en wat voelde ik me in de steek gelaten, net nu we samen wat konden, werd het al weer afgekapt.

Jouw dementieproces was een lange, moeizame weg. Jouw angst, verwarring, onbegrip en verdriet, het je niet gerust kunnen stellen, jou niet kunnen troosten, ik vond het verschrikkelijk. Ik wist niet wat ik met je aan moest, voelde me vaak zo machteloos. Ik had bewondering voor Rose-Marie, die dagelijks voor jou zorgde; ik zou het niet gekund hebben.

Toen kwam het moment dat je in het A.B.G. ging wonen. Daar werd je nog meer een vreemde voor me. Als ik op bezoek kwam, wist ik niet wat ik moest zeggen of doen. Ik voelde me zo bekeken door het verplegend personeel. Je afwijzing en agressie raakten het kind in mij. Dat ik je niet mocht troosten was onbegrijpelijk voor me. Al met al wist ik niet hoe we verder moesten.

Stapje voor stapje leerde ik hoe ik met jou om moest gaan. Ik moest jou volgen, niets afdwingen. En ik ontdekte dat in moeilijke situaties het woordje "samen" heel goed werkte. Als we de stad in waren geweest en je wilde niet terug naar het A.B.G., zei ik: "We gaan samen terug, ik blijf bij jou". Je keek me dan nog wel boos en argwanend aan, maar het lukte me om je alleen terug te brengen. De keren dat ik er zelf ook geen raad mee wist als je opstandig reageerde, hielp het mij om te zeggen dat ik het ook hardstikke moeilijk vond, maar dat we "samen" terug zouden gaan.

Ook gaf de babypop op de afdeling jou afleiding. Wat was ik in het begin jaloers op die pop, als ik zag hoe je daarmee omging. Het was voor jou een echte baby, waar je zo liefdevol naar was, dat wilde ik ook. Maar ik zag ook hoe je troost vond bij die pop. En dat maakte dat ik kon accepteren dat jij die pop nodig had. Het was daarom dat we jou een eigen babypop op jouw verjaardag gaven. Het deed me goed te zien hoe blij je was met die pop.
Ook in ons contact is Anneke (zoals je de pop noemde) van onschatbare waarde geweest. Omdat Anneke er wel eens ontoonbaar uitzag, door de koffie of het eten dat je op haar knoeide, vond ik het nodig dat ze gewassen werd en schone kleren aankreeg. In het begin liet ik je dat zoveel mogelijk zelf doen, later toen je dat niet meer kon, nam ik dat van je over. Samen zaten we dan op je slaapkamer en je straalde als we daarmee bezig waren; Voor jou was het zo levensecht. Ik leerde mee te gaan in jouw wereld en genoot van jou, zag hoe liefdevol je met Anneke omging.

Zo ging het langzamerhand steeds beter. Je was nog vaak verdrietig, maar had ook je vrolijke buien. Met name de laatste vier jaar ben je steeds meer gaan genieten en zag ik kanten van je die ik niet kende, die me verbaasden. Je kon zo ondeugend zijn, kreeg steeds meer gevoel voor humor. Ook al kreeg je de dingen niet meer gezegd, je wist op andere manieren contact te maken. Je werd steeds lijfelijker, begon kusjes te geven, vond het fijn als ik je hand vasthield. Je kon je hoofd zo liefdevol op mijn schouder leggen. Ook kregen we steeds meer oogcontact en voerden we onze eigen gesprekjes. Jij zonder duidelijke woorden, maar dat was op een gegeven ogenblik niet erg meer. Wij begrepen elkaar toch wel. Ik denk dat we elkaar zelfs beter begrepen dan ooit tevoren.

Toen je mijn naam niet meer wist, zei je altijd "Ha lekker" als je me zag, met een stralend gezicht en trots om je heen kijkend. Nou moeder, mijn dag had dan weer een gouden randje. Zo kan ik nog uren vertellen over hoe goed en fijn wij het samen de laatste vier jaar hebben gehad.

Ik heb me zo rijk gevoeld met jou, als we samen liedjes zongen of dansten op onze eigen wijsjes op je kamer. Je kon zo onnoemelijk lief zijn: als ik je waste en lekker optutte door creme op je handen en gezicht te doen of als we samen voor de spiegel stonden en jij zo moest lachen als je ons zag. Je lag soms gewoon in een deuk. Heerlijk vond ik dat om jou zo'n plezier te zien hebben.

Ook naar mannen werd je een stuk vrijer. Je sjanste naar iedere man, leek af en toe wel een puber. Wat een plezier had je dan, mij zag je dan niet meer staan. Maar ik voelde me beslist niet jaloers. Ik had zoveel met jou, ik kon zoveel dingen met je delen, er was zo'n intimiteit tussen ons.
Al die dingen waar ik vroeger zo naar verlangde, hadden we nu samen. Jouw dementie (dat klinkt misschien raar) heeft zin gehad, heeft ons elkaar leren accepteren. Ik heb echt van jou leren houden. En ik ben er trots op te kunnen zeggen dat jij mijn moeder was.

Marian (home = www.cstapel.nl)